Henrik Wergeland (1808-1845)




HET MEISJE OP DE SNIJKAMER

-- -- Jawel, het is 'r! Hier! Licht bij!
En laat je mes nog niet in 't hart
van dit arm schepsel glijden!
O, gruwelijke ironie,
waarmee de lamp nu neerblikt
op dit jonggestorven lijden.

Keek niet de wereld onverschillig erop neer,
toen ze nog leefde?
Brutale ogen trokken vroeg
de sluier stuk van dromen,
die het arme meisje droeg;
haar dromen van geluk.

Zoals een bloem in 't ijs gevroren ligt
herken 'k een trek in dit gezicht,
ik moet het wel bekennen.
Mijn vreugde in de tijd van 't kinderspel
was immers zij, tot 'k haar ontgroeide
-- hoe zou 'k haar niet herkennen.

Ze woonde bij ons aan de overkant,
aan armoede ontsproten als aan zijn mos
op 't dak 't driekleurige viooltje.
De welgestelden viel het zwaar te vatten dat
een schepseltje zo schoon, zo rein
toch armoedzaaierswortels had.

  
Heel wat van die gezichtjes heb 'k al zien verleppen,
zoals de pracht van 'n Damasceense roos vergaat,
als vlinderpoeder in de lucht verwaait!
Het leven nam ze flink te grazen,
de zonde is er overheen gegaan,
ze tekenend, zoals een slak zijn slijmspoor achterlaat.

  
Vertaling van "Pigen paa Anatomikammeret", oorspronkelijk verschenen in het tijdschrift Bien, in 1837. Klik hier voor de Noorse tekst.
  
Zo'n doorbloeiende roos als bedoeld in de tekst (Rosa semperflorens) blijkt officieel Rosa damascena te heten, Nederlandse benaming Damasceense roos (eind 18e eeuw uit China ingevoerd in Europa). Het beeld is duidelijk: onnatuurlijke, geforceerde bloei die tot verval leidt. De laatste drie regels zijn in hun nauwelijks verhulde beelden zeer uitgesproken, en getuigen van Wergelands sociale bewogenheid.
  
Portret Henrik Wergeland:  daguerreotypie uit 1842 door O. F. Knudsen. Volgens Wergelands zuster Camilla (beter bekend als de schrijfster Camilla Collett) het enige portret van haar broer dat goed leek. (Odd Arvid Storsveen: En bedre vår Bd. I. Oslo 2004, p. 8)

Geen opmerkingen:

Een reactie posten